Naar menu

Gezegden onder de letter P

Op deze pagina worden de 136 gezegden getoond die onder de letter P zijn ondergebracht.

Als een paal boven water staan.
Als puntje bij paaltje komt.
Ergens paal en perk aan stellen.
Voor paal staan.
Zich tussen paal en pruim bevinden.
Anderhalve man en een paardenkop.
De man wel, maar het paard niet.
De prins op het witte paard.
Een blind paard zou er geen schade doen.
Een dood paard aan een boom binden.
Een oud paard van stal halen.
Een paardenmiddel.
Het beste paard van stal.
Het is trekken aan een dood paard.
Het paard achter de wagen spannen.
Het paard van Troje binnenhalen.
Hij is over het paard getild.
Hij is van zijn paard gevallen.
Hij zoekt zijn paard en hij zit er op.
Honger als een paard hebben.
Hoog te paard zitten.
Iemand te paard helpen.
Je hebt sier-/luxepaarden en werkpaarden.
Man en paard noemen.
Men moet de ploeg niet voor de paarden spannen.
Met de witte perdekies naar Velzeke rijden.
Op het apostelpaard rijden.
Op het verkeerde paard wedden.
Op zijn stokpaardje zitten.
Paradepaard.
Van het padje af zijn.
Bij de pakken neerzitten.
Voor Pampus liggen.
In de pan hakken.
Een vinger in de pap hebben.
Er geen pap van gegeten hebben.
Er wel pap van lusten.
Geen pap meer kunnen zeggen.
Pappen en nathouden.
Papier is geduldig.
Zijn pappenheimers kennen.
Parels voor de zwijnen gooien.
Iemand de pas afsnijden.
Pas op de plaats maken.
Te pas en te onpas.
Wanneer Pasen en Pinksteren op één dag vallen.
Dat gebeurt pas als de paus een geus wordt.
In Rome geweest zijn, maar de paus gemist hebben.
Is de paus katholiek?
Roomser dan de paus zijn.
Beneden alle peil.
Ergens geen peil op kunnen trekken.
Als een luis in iemands pels zijn.
Dat ruikt naar peper.
Dat smaakt als peperkoek.
De peper groeit bij hem op de rug.
Een gepeperde rekening.
Hij heeft peper in zijn achterwerk.
Hij heeft peper in zijn reet.
Iemand iets inpeperen.
Iemand naar het peperland sturen.
Iemand peper geven.
Peperduur.
Binnen de perken blijven.
Paal en perk stellen.
Als je je pet ertegenaan gooit dan blijft hij hangen.
Daar heb ik geen hoge pet van op.
Daar neem ik de pet voor af.
Dat gaat me boven de pet.
Dat is huilen met de pet op.
Ergens met de pet naar gooien.
Gooi het maar in m'n pet, dan zoek ik het morgen wel uit.
Ik vind het pet.
Met de pet rondgaan.
Petje af!
Zij hielden het onder de pet.
Een hele Piet.
Een hoge Piet.
Een Piet Lut
Een Pietje precies.
Een pietlut
Iemand de zwartepiet toespelen.
Meedoen of erbij staan voor Piet Snot.
De pijp aan Maarten geven.
De pijp uitgaan.
Een loden pijp hebben.
De pik hebben op iemand.
Zich op zijn pik getrapt voelen.
Bij de pinken zijn.
De pink aan de naad houden.
De pink op de naad houden.
Met zijn pink manoeuvreren.
De plaat poetsen.
Een plaat voor je hoofd hebben.
Je plaat blijft hangen/je plaat hapert.
Op je plaat gaan.
Onder de plak zitten (bij iemand).
De plank misslaan.
Van dik hout zaagt men planken.
Er een plasje overheen doen.
Plat als een dubbeltje zijn.
Plat zijn.
Platzak zijn.
Het is een pleister op een houten been.
Het is een pleister op een zere wonde.
Dat is niet pluis.
We zullen ze eens een poepie laten ruiken.
Iemand polsen.
Uit de losse pols.
Poolshoogte nemen.
De poten onder iemands stoel wegzagen.
Geen poot aan de grond kunnen krijgen.
Iemand een poot uitdraaien.
Iets op poten zetten.
Op hoge poten.
Op zijn poot spelen.
Pootje lichten.
De hond in de pot vinden.
De pot op kunnen.
Een pot nat zijn.
Een potje bij iemand kunnen breken.
Ergens een potje van maken.
Op ieder potje past wel een dekseltje.
Rond de pot draaien.
Op zijn praatstoel zitten.
Praten als Brugman.
Van de prins geen kwaad weten.
Als puntje bij paaltje komt.
Daar kun je een punt(je) aan zuigen.
Daar maken we geen punt van.
Dat is geen punt.
De puntjes op de i zetten.
Ergens een punt achter zetten.
Ergens een punthoofd van krijgen.
Een bodemloze put.
In de put zitten.