Naar menu

Wat betekent Hij heeft zijn lesje wel geleerd.?

Voor het gezegde 'Hij heeft zijn lesje wel geleerd.' is de volgende definitie beschikbaar.

Die fout maakt hij niet weer.

Gezegden onder dezelfde letter

De laan uitgestuurd worden.
Aan je laars lappen.
De lachende derde.
Hij lacht als een boer die kiespijn heeft.
In zijn vuistje lachen.
Lach als je begraven wordt.
Wie het laatst lacht, lacht het best.
De lakens uitdelen.
Van hetzelfde laken een pak.
Iets met een lampje moeten zoeken.
Tegen de lamp lopen.
Er is geen land met hem te bezeilen.
Het land hebben aan iemand.
Het land hebben aan iets.
Dat is lariekoek.
De lat hoog leggen.
Aan het eind van zijn Latijn zijn.
Visserslatijn.
Leergeld betalen.
Het leeuwendeel.
Vechten als een leeuw.
Met een schone lei beginnen.
Van een leien dakje gaan.
Dan is Leiden in last.
Zich er met een Jantje van Leiden van af maken.
Hij heeft zijn lesje wel geleerd.
Iemand de les lezen.
Een leugentje om bestwil.
Niet in zijn eerste leugen gestikt zijn.
Een leventje als een luis op een zeer hoofd.
Het levenslicht zien.
Leven als God in Frankrijk.
Leven in de brouwerij brengen.
Ook de ceders van Libanon worden afgehouwen.
Geen groot licht zijn.
Het licht doen zien.
Het licht zien.
Iemand het licht in de ogen niet gunnen.
Nu komt er licht in de duisternis.
Zo snel als het licht.
Liefdewerk oud papier.
De lier aan de wilgen hangen.
De economie zit in de lift.
Een lijk in de kast.
Over lijken gaan.
Over mijn lijk.
Aan het lijntje houden.
Een lijntje trekken.
In grove lijnen.
In lijn zijn met.
Zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet.
Zijn lijn vasthouden.
Lik op stuk krijgen/geven.
Van Lillo komen.
Iets links laten liggen.
Door het lint gaan.
Het water stijgt hem tot de lippen.
Iemand de loef afsteken.
Een kort lontje hebben.
Lont ruiken.
Dat is lood om oud ijzer.
De laatste loodjes wegen het zwaarst
Het loodje leggen.
Iemand vol lood pompen.
Loodrecht.
Met lood in de schoenen.
Uit het lood (staan).
Uit het lood geslagen worden.
Dan liever de lucht in.
Dat hangt nog in de lucht.
Doen alsof iemand lucht is.
Een gat in de lucht slaan.
Een gat in de lucht springen.
Een luchtje scheppen.
Ergens een luchtje aan vinden zitten.
Ergens lucht van krijgen.
Gebakken lucht verkopen.
Het hart luchten.
Iemand niet kunnen luchten of zien.
In de lucht vliegen.
In de open lucht zijn.
Luchthartig zijn.
Luchtkastelen bouwen.
Naar lucht happen.
Uit de lucht gegrepen zijn.
Uit de lucht komen vallen.
Uit de lucht zijn.
Een luis in de pels zijn.
Iemand een luis in de pels zetten.